Verhalen uit de periode Rehobothschool

Van 1976 tot 1987 werkte ik op de Rehobothschool

Traktaties
Sinds ik zes of zeven jaren geleden diep getroffen werd door een teleurgestelde blik van een jarige leerling die ik een handje kleffe chips weigerde, neem ik elke traktatie aan. Daarbij speel ik het grootst mogelijke enthousiasme dat ik op dat moment voor mezelf kan verantwoorden, in de wetenschap dat dit ene kind zich daarop verheugd heeft. Alleen deze voorpret doet alle klefheid, mierzoetheid of al het andere dat een traktatie tot een verfijnde vorm van marteling kan maken even verdwijnen, omdat ze omgezet dient te worden in echte pret. Voorpret die geen pret wordt, leidt tot frustratie. Beter 10 plakjes cake onder in de prullenbak dan een geweigerd. Er is een nog hogere vorm van opofferingsgezindheid, die is te vinden als men juist datgene wat men totaal niet aanstaat na het zo-zeg-lekker-ja-gejuich ook direct daadwerkelijk onder de ogen van de jarige verslindt met een hemelse blik in de ogen. Dit laatste eis ik niet altijd van mezelf; trouwens meestal lust ik het gewoon.
Rienus (mijn directeur op de Rehobothschool in Rotterdam-West waar ik 11 jaar werkte vanaf 1976 tot oktober 1987) weigert nooit wat hem aangeboden wordt. Slechts zelden eet hij het ook op. Onder groot enthousiasme versiert hij zijn bureau met cake, icecups, koekjes en spekken. Jarenlange ervaring heeft hem intuďtief de voorkeur van zijn collegae duidelijk gemaakt en zo krijgt ieder zijn deel van Rienus’ verzameling tijdens snelle bezoekjes aan zijn kamertje.
De Pakistaanse familie Hayat die zich ook Mohammad en ook wel Kandun laat noemen -altijd makkelijk als een van deze namen nog eens slecht bekend komt te staan- trakteert altijd koffie als een van de kinderen jarig is. Een originele traktatie met het nadeel dat na het zingen van "lang zal ze leven" de koffie lauw wordt en na "drie violen en een trommel en een fluit" bijna koud is. Zo komt de stoet binnen terwijl Rienus en ik het een en het ander op een rijtje aan het zetten zijn. "Koffie meester ?"
"zo da’s lekker zeg". (Glunder)
"doe hier maar in". (Glans)
"en dan mag jij hier even grabbelen". (Engelenblik)
"Wat heb je gepakt?” (Glim)
Intussen geeft een van de paladijnen van de jarige een klein flesje koffieroom aan Rienus. Hij schenkt er wat van bij zijn koffie en doet de kroonkurk weer op het flesje. In een flits verstart zijn gezicht een moment, waarna het feest voor de kinderen gewoon verder gaat. Echter niet voor Rienus. Indachtig de darmstoornissen van Yvonne eerder die week spreekt hij de bezwerende woorden: "It’s a little bit green inside”.
Die koffie konden we dus beter niet meer drinken…
Drie dagen later komt er weer koffie langs van Hayat, ja hoor, met hetzelfde flesje!
Met Rienus Sakko in 1976/1987 mijn leermeester-directeur op de Rehobothschool

 

Allemaal sinterklazen

Jorge zit in het vliegtuig. Ze gaan verhuizen. Naar Nederland. Hij begrijpt het allemaal niet zo. Waarom? Kaapverdië is toch goed?

Toch is het leuk. Eerst was hij bang voor het lawaai van het vliegtuig. En omdat hij zo hoog ging. Nu is hij al gewend. Nog even en dan landen ze op Schiphol. Zijn oren doen pijn. Ja, daar zijn ze er al. Gelukkig. Dat duurt het lang voor ze uit het vliegtuig gaan. Dan door een hele lange gang. En daar staat een man met een lange witte baard en een rode puntmuts op. En een lange rode jas over een witte jurk. Daar komt een pikzwarte man in hele gekke glimmende kleren naar Jorge.

Hij geeft hem een cadeautje. Hij pakt het uit: een auto!

Dat is leuk. Nu lopen ze weer heel ver door allerlei ingangen. Daar is weer zo'n witte baard-man. En weer een zwarte man. Ze geven alle kinderen snoep. Jorge gaat naar zijn moeder en wijst naar de mannen: "Zijn dat nou Nederlanders, mam?"

Jorge Alves; geland op 5 december, waar gebeurd

 

Daisy en het eendje

"Hee, kijk een jong eendje". Daisy trekt haar vader mee naar de waterkant. Daar zwemt een eend met drie kleintjes op zoek naar eten.

Met grote happen eet de moedereend het brood dat Daisy strooit.

Daisy probeert wat kleine stukjes bij de kleintjes te gooien, maar de moeder pikt alles voor hun neus weg.

"Waarom geeft zij de kleintjes toch niks?"

"Die mogen zeker nog geen brood".

De kleintjes zoeken wel, maar ze zijn steeds te laat. "Pas op dat je er niet in valt hoor"

"Neee…".

De eend komt steeds dichterbij. Zij is echt brutaal, en de kleintjes blijven dicht bij haar.

"Papa, durft u er eentje te pakken?"

"Nou probeer het zelf maar".

Daisy lacht. Ze durft het niet, maar ze wil het wel. Ze zien er zo lief uit. En dan kan ze ook wat brood aan zo’n kleintje voeren. Ze lokt de kleintjes de kant op.

"Kom dan, kom dan". Ze houdt het brood voor de neus van moeder eend. Nog een paar stapjes dan kan ze een van de kleintjes pakken. Snel gooit ze het brood neer en grijpt een eendje. Maar dat is net te snel en glipt tussen haar vingers weg. Jammer. Moedereend is nu een beetje geschrokken en gaat terug het water in. De kleintjes zwemmen vlak tegen haar aan. Maar wat is dat nou? Ze begint er eentje te pikken en te duwen.

"Papa, kijk eens".

Daar komt Daisy's vader met Franklyn, haar broertje aan zijn hand.

"Kijk dan".

De grote eend duwt nu steeds weer het kleintje onder water en zij pikt hard op zijn kopje. Het is echt heel zielig.

"Papa waarom doen ze dat?"

"Ik weet het niet. Komt dat nou zo ineens?"

"Nou ik probeerde er een te pakken en toen gingen ze weer in het water en toen werd zij boos op hem".

"Heb je hem geplakt?"

"Nee, het lukte niet helemaal".

"Heb je hem aangeraakt?".

"Ja, hij sprong uit mijn hand ".

Vader denkt na.

"Ik denk dat ik het weet", zegt hij, "zij wil hem niet meer omdat je er aan gezeten. Hij ruikt een beetje anders doordat je hem hebt aangeraakt".

Daisy schrikt. Is het dan haar schuld dat dat eendje steeds ondergeduwd en gepikt wordt? Ze wil graag wat doen om het arme diertje te helpen.

"Wanneer houdt hij dan op?"

"Hij houdt niet meer op. Hij wil hen nu niet meer en maakt hem dood"

O, wat erg. Daisy wil helpen maar ze weet niet hoe.

"Wat kunnen we nu doen?", vraagt ze.

"Heb je nog brood?"

"Ja"

"Haal die moeder dan weer hierheen dan kunnen we hem pakken". Daisy gooit wat kruimeltjes naar de boze eend. Die gaat direct weer eten, en komt ook weer dichterbij. Een eendje zwemt halfverdronken, ploeterend achter haar aan, alleen ietsje verder dan de andere twee. Net als daarnet lokt ze de eend uit het water.

Haar vader kan het eendje gemakkelijk pakken, want het kan bijna niet meer lopen. Verdrietig kijkt Daisy naar het bolletje veren in de handen van haar vader.

"En wat doen we nu?"

"Ja. Ik weet het niet".

"Als je hem loslaat….eh, daar". Daisy wijst in de verte. Daar is ook een singel.

"Dan gaat hij dood"

"En als hij hier blijft ook?"

Vader knikt.

"Het enige dat we kunnen doen, is hem mee naar huis nemen"

" Echt ?"

"Ja, dan moet jij maar voor hem zorgen"

Daisy kijkt naar het poeletje dat nieuwsgierig om zich heen kijkt. Ja, dat wil ze wel.

"Ik zal even een doos uit de auto halen, let jij dan op Franklyn en houd jij hem even vast?"

Oei, wel even eng. Maar ze durft het wel. En ze moet het beestje toch helpen.

Even later draagt Daisy de doos met het eendenkuikentje de trap op.

"Kijk eens ma"

"Wat is dat?"

"Een eendje"

"Wat moet je daar nou mee?"

"Nou, we waren in het Vroeselpark en toen pakte ik het en toen heeft de moeder het verstoten".

"Kan het nou bij ons blijven?"

"Papa zegt van wel. Over een paar weken kan hij weer terug. Dan kan hij voor zichzelf zorgen".

"Goed dan. Hou hem wel in de doos. En kijk uit voor Suzy"

Suzy is de hond die moet maar uit de buurt blijven.

"Ja, ma"

Even later zitten ze met zijn vieren om de doos en kijken hoe het eendje brood met melk eet. Vader heeft al wat grapjes gemaakt over het eendje. Dat het bijvoorbeeld te laat is gekomen om met Pasen te kunnen eten. Daisy had hard "nou" geroepen en haar neus een beetje opgehaald voor het grapje. Maar ze wist wel dat haar vader het niet meende.

"Hoe zullen de hem noemen?"

"Eh, even denken... een eendenaam, eh… Donald Duck of, eh Kwik…Kwek..of Kwak”

"Weet jij nog een eendenaam? "

"Ja, hoe heet die grote vogel ook weer bij Sesamstraat?"

"Pino! Ja dat is leuk!"

"Oké. We noemen hem Pino"

"Goed eten hoor dan word je een flinke eend"

"Maar waarom heb je dat eendje eigenlijk gepakt?", Vraagt moeder

"Papa zei dat het mocht", antwoordt Daisy.

"Ja?" Moeder kijkt ongelovig naar vader.

Hij lacht een beetje en zegt: "Ik weet wel dat je eendjes niet moet aanraken, maar Daisy vroeg of ik er een wou pakken en toen heb ik uit een geintje gezegd dat ze dat zelf maar moest doen, want ik wist zeker dat ze dat niet zouden durven. Maar ja, ze durfde het wel…"

Het wordt stil. Iedereen denkt na. Daisy denkt dat durven soms dom is. Maar ze wist niets van verstoten en zo, dus ze kan er eigenlijk niets aan doen. En het eendje is best wel leuk, daarom voelt ze ook bijna geen spijt.

 

Daisy van Beveren 1984/1985

Geschreven 31 mei 1985

 

Sana heeft ruzie

Langzaam loopt samen na naar huis. Ze kijkt of de meester nog langskomt op zijn fiets. Nee, ze ziet hem niet. O ja hij zei dat hij een vergadering had. Daarom hoefde ze haar stoel niet op de bank te zetten. En de meester had allemaal rare streepjes op het bord gezet die iets geheims betekenden -een geheim van de juffrouws en meesters. Nou dan kan ze vandaag niet achter de fiets naar huis rennen. Daarom loopt Sana langzaam. Ze klimt over de tramrails op de Binnenweg. Die is al helemaal aan elkaar gelast. Vorige week toen ze terugkwamen van gym hadden ze met de hele klas naar dat lassen staan kijken. Je mocht niet naar het gloeiende ijzer kijken, want dat was slecht voor je ogen. Als je het toch deed -stiekem heel even- en je deed je ogen dicht dan zag je steeds nog dat lichtpuntje. Nu moet alleen het zand en asfalt nog onder de rails aangebracht worden, dan is de Binnenweg klaar. Hé, daar rolt een bal, recht op Sana af. Zonder erbij na te denken pakt ze de bal.

"Hé, geef hier”, dat is John die bij meester Lems zit. Even een beetje plagen voor de grap denkt Sana. "Nee, ik heb hem gevonden", zegt ze.

"Geef hier trut, dat is mijn bal".

Nou zeg, die is ook gauw boos.

"Ik ben geen trut".

"Geef die bal", John probeert de bal te pakken, maar Sana stopt hem gauw achter haar rug.

"Hee, dat is mijn bal, geef hier".

Ja, ze zal hem wel geven maar nu nog niet. Hij moet eerst even wachten. Moet hij maar niet boos worden en schelden. John komt steeds dichterbij en zwaait met zijn handen naar Sana om haar bang te maken. Hij wil zeker dat ze de bal laat vallen. Nee hoor. Snel loopt ze achteruit. Ze gaat achter een paar stenen staan, zodat John niet dichterbij kan komen.

"Geef die bal hier"

"Nee".

"Wat is er?"  Oh, daar is Janet. Sana denkt even na, als ze nou ruzie met haar of niet? Ze weet het niet meer. Even afwachten wat er nu gebeurt. John vertelt aan Janet dat Sana zijn bal afgepakt heeft. Janet kijkt met haar hoofd een beetje schuin naar Sana en ziet de bal op haar rug. Het is nu helemaal niet meer zo leuk om zo te plagen, zeker niet nu Janet het ziet.

"Ik heb hem gewoon even opgeraapt, hij lag hier", zegt ze tegen Janet. Ineens rent John om de stenen heen en geeft Sana een harde duw. Ze valt met haar knie op een van de stenen. Maar handen zijn helemaal vies van het vallen. John rent weg met de bal. Even verderop blijft hij staan kijken. Sana huilt. De tranen lopen over haar wangen. Die gemene John. Ze wilde helemaal geen ruzie. Ze pakt met haar handen haar zere knie. Janet helpt haar overeind dan ziet ze dat haar knie helemaal onder het bloed zit. Eerst blijft Sana nog even staan huilen. Dan gaat ze maar naar huis. Ze loopt helemaal mank. Janet brengt haar weg. Gelukkig is ze nu aardig. Als haar moeder haar knie heeft verbonden is Sana de bal al vergeten. Ze ziet alleen nog het gemene gezicht van John voor zich en ze denkt: "Morgen vertel ik het tegen de meester".

 

Sana el Haddad 1984/1985

Janet Bahadoer 1984/1985

John Fonseca 1985/1986

 

Geschreven 23 mei 1985

 

Een slim plannetje

Edrol gaat zwemmen woensdagmiddag. Mehmet  wil ook. Hij pakt zijn zwembroek en handdoek in en vraagt een gulden aan zijn vader. Dan gaat hij met Edrol mee. Edrol vertelt dat hij gisteren in het buurthuis geweest is om zijn naam te zeggen. Een mevrouw heeft die opgeschreven. Mehmet heeft dat niet gedaan. Hij wist niet dat dat moest. Toch hoopt hij dat hij mee mag.

Bij het buurthuis staan een heleboel kinderen met plastic zakken. Ook een grote bus is er al. De mevrouw heeft het papier met de namen opgehangen. Mehmet leest. Ja, daar staat Edrol erbij. Mehmet staat er niet op. Feridon staat er ook op. Even kijken of die er is. Nee, hij is niet hier. Even buiten kijken bij de bus. Nee, Mehmet ziet Feridon niet.

"Hier Edrol, kom eens".

Mehmet heeft een idee, een slim plannetje. Als Feridon er niet is…..

"Hee Edrol, Feridon is er niet". Mehmet praat zachtjes, dat de mevrouw het niet hoort.

"Nee, Feridon zie ik niet", zegt Edrol.

"Dan zeg ik dat ik Feridon ben".

Edrol denkt even na, hij weet dat Mehmet mee wil, maar niet op de lijst staat dan begrijpt hij het. Hij lacht, want hij vindt het leuk als Mehmet ook gaat zwemmen. Want Edrol en Mehmet zijn vrienden; en ze doen bijna alles samen. Dan begint de mevrouw de namen op te lezen. Een voor een mogen de kinderen de bus ingaan als ze de mevrouw eerst een gulden hebben betaald.

" Edrol "

“Ja"

Edrol geeft een gulden en gaat de bus in.

Nog even wachten dan komt de naam van Feridon. "Feridon"

"Ja", zegt Mehmet.

Iemand die hem kent begint te lachen. Hij gaat naar de mevrouw. "Ben jij Feridon ?"

"Ja". Hij geeft de gulden. De mevrouw lacht. Iemand achter hem roept: "Mehmet". De mevrouw roept nog eens hard. "Feridon", maar die is er gelukkig niet. Dan lacht ze naar Mehmet en zegt: "Oké, Feridon, ga maar" Blij rent Mehmet naar Edrol en gaat naast hem zitten. Ze lachen omdat het plannetje gelukt is. Samen zwemmen ze heerlijk in het zwembad en duwen elkaar steeds onder water.

 

Mehmet 1985/1986

Edrol 1986/1987

Geschreven 23 januari 1986

 

Ken je de tafels ?
De meester zit achter zijn bureau en roept de kinderen om de beurt; ze moeten tafels opzeggen. Elarbi vindt het niet leuk, als hij het niet weet wordt de meester misschien boos.
"Elarbi"
Langzaam gaat de kleine jongen naar voren. De meester zegt eerst gemakkelijke tafels. En dan komen de moeilijke. Gelukkig staat Mehmet vlak achter hem.
"3 × 4"
Mehmet zegt zachtjes: "12". De meester hoort het niet.
"Twaalf", zegt Elarbi.
"Zie je wel dat je het kan?" Ja, was dat maar waar, nu lijkt het wel alle tafels uit zijn hoofd vallen zo spannend is het.
"8 × 5" Mehmet zegt weer voor.
"40". "Goed zo!" Dank je wel Mehmet denkt Elarbi.
"3 × 8". "Zak", zegt Mehmet.
"Zak". "Wat?", Vraagt de meester en hij draait zijn hoofd om naar Elarbi. "Zak", zegt hij zachtjes, is dat dan fout? Mehmet zei het toch?
"Waarom zeg je zak? " Elarbi kijkt bang naar het bureau.
"Ik zei het voor de meester ".
Wat doet Mehmet nu?
De meester lacht even en zegt dan streng: "Zo zo, Elarbi, ben je aan het papegaaien? Je moet zelf eens de tafels leren! Nu heeft Mehmet je flink te pakken".
Elarbi begrijpt dat Mehmet hem gefopt heeft en is boos op hem. Waarom doet hij dat? Hij kent toch alle tafels al?
Mehmet en Elarbi 1985/1986; naar een waar gebeurd verhaal van Mehmet bij Gerben, Rehobothschool



Taalvaardig
De meeste kleuters die voor het eerst bij ons op school komen kennen weinig Nederlands. Ze spreken thuis een andere taal met vader en moeder. Soms leren oudere broertjes en zusjes de peuters al Nederlandse versjes, of tellen tot tien. Een enkele kleuter heeft op die manier al zoveel lessen achter de rug, dat de school weinig verrassingen te bieden heeft. Dit zijn echter uitzonderingen. Meestal moet de nieuweling een speciale behandeling ondergaan om de autoriteit van de juffrouw te leren kennen. Dit kan soms leiden tot de kop-onder-de-kraan-methode bij hen die thuis slechts zichzelf als hoogste autoriteit erkennen. Hier en daar wordt door een juf een varkentje geslacht.
Dat Maartje de Nederlandse taal en de situatie thuis aardig beheerste, bleek uit haar eerste woordjes die zij tot een juf richtte: "Blijf godverdomme met je poten van me af, ik ben geen sleeptouw". Uit deze zinsnede kon een verband gelegd worden naar het beroep van haar oudere broers die werkzaam zijn in de scheepvaart.
Een maand of zes later ging Maartje redelijk geciviliseerd van school, maar wel omdat zij niet meer wilde overblijven. Nil volentibus arduum.

 

 

Einde